• hoog·tij·pe·ri·o·de
enkelvoud meervoud
naamwoord hoogtijperiode hoogtijperiodes
hoogtijperioden
verkleinwoord
  1. tijdsperiode dat men op zijn best is; succesvolle periode
     Wat gaat er fout bij de club die in 2012 nog de bekerfinale speelde en een jaar eerder de play-offs haalde voor Europees voetbal? De club die zoveel positieve energie uitstraalde met leuk en attractief voetbal? Waar spelers als Marko Vejinovic, Bas Dost en Lerin Duarte mooie transfers afdwongen. Tien jaar eredivisievoetbal betekende een hoogtijperiode in de geschiedenis van de club, het einde daarvan dreigt.[1]
     Uiteindelijk besloot Delaf om Guust te houden in zijn hoogtijperiode in de jaren zestig en zeventig, met een kantoor vol typemachines en draaitelefoons inclusief zijn oude vervuilende Fiat 509. Een moderne Guust voelde volgens Delaf als verraad. "Het is duidelijk dat ik Franquin niet ben. Ik heb zijn tekenstijl niet, ik heb zijn humor niet, ik heb zijn visie op de wereld niet."[2]



  1.   Weblink bron “Heracles Almelo is doodziek” (maandag 27 oktober 2014, 12:43), NOS
  2.   Weblink bron
    Ruben Eg
    “Weer nieuwe Guust Flater-strip na juridische soap, met Canadees als tekenaar” (woensdag 22 november 2023, 17:33), NOS