Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoog·op·ge·lei·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hoogopgeleide hoogopgeleiden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de hoogopgeleidev / m

  1. (onderwijs) iemand die een hogere opleiding heeft genoten dus HBO / of universiteit
    • Het is een Nederland niet meer belangrijk of je van adel bent of niet, wel is het van belang of je een hoogopgeleide of een laagopgeleide bent. 
Verwante begrippen
  1. intellectueel

Bijvoeglijk naamwoord

hoogopgeleide

  1. verbogen vorm van de stellende trap van hoogopgeleid

Gangbaarheid