Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoofd·vraag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hoofdvraag hoofdvragen
verkleinwoord hoofdvraagje hoofdvraagjes

Zelfstandig naamwoord

de hoofdvraagv / m

  1. de belangrijkste vraag
     Hoewel Eric het artikel in Kommentar waar Tor over verteld had nog niet had gelezen, begreep hij al snel dat het conflict daarover ging. Het betrof dus de tekst van Arne Bjorn waarin hij de invasie en bezetting van Tsjecho-Slowakije door de sociaal-imperialisten/Sovjet-Unie (het taalgebruik wisselde afhankelijk van de linkse groepering waartoe je behoorde) verdedigd had. Over de politieke hoofdvraag leek iedereen het eens te zijn.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535