hoofdrekenen
- hoofd·re·ke·nen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hoofdrekenen |
- |
- |
onvolledig |
hoofdrekenen
- inergatief een rekensom uit je hoofd maken, zonder hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld een rekenmachientje
- Het casino heeft moeite om personeel te vinden dat nog kan hoofdrekenen.
1. een rekensom uit je hoofd maken
- Het woord hoofdrekenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hoofdrekenen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be