hoofdpriesteres
- hoofd·pries·te·res
- samenstelling van hoofd zn en priesteres zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoofdpriesteres | hoofdpriesteressen |
verkleinwoord | hoofdpriesteresje | hoofdpriesteresjes |
de hoofdpriesteres v
- (religie) belangrijke dienares in een eredienst
- Het woord 'hoofdpriesteres' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.