• hoofd·noot
enkelvoud meervoud
naamwoord hoofdnoot hoofdnoten
verkleinwoord hoofdnootje hoofdnootjes

de hoofdnootv / m

  1. (muziek) belangrijkste, overheersende muzieknoten in een muziekstuk of akkoord
    • Met de elektro-mechanische pianola konden Honing en Desain een paar jaar geleden onomstotelijk vaststellen dat speelsnelheid van voorslagen (korte versieringsnootjes voor een 'hoofdnoot') in pianomuziek aan geheel eigen wetten gehoorzaamt. [1] 
    • Mintz leek die halve eeuw vooral aan zijn snelheid te hebben gewerkt. Zuiverheid en communicatie moesten het veelal ontgelden en vooral zijn toon: hele passages verwerden tot een supersonisch gekras in alleen nog metronomisch exacte zestienden. Muzikale hoofd- en bijzaken werden soms haast karikaturaal van elkaar gescheiden: de hoofdnoten met een volle klank, de rest ondergedompeld in de mist. [2] 
    • Mooi is de passage over de muzikale terminologie van de parfumeur (hoofdnoten, hartnoten en basisnoten), die aan zijn ‘geurorgel’ (een bureau met verdiepingen vol notenmateriaal) zijn reukwerken componeert. [3] 
83 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[4]


  1. NRC Hendrik Spiering 13 september 1997 Muziek is geen geluid; 'music mind machine' onderzoekt de menselijke muzikaliteit
  2. NRC Jochem Valkenburg 22 oktober 2007 Mintz’ Paganini met te veel gekras
  3. NRC 14 juli 2016 Ruik, maar geniet met mate
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be