Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoofd·eco·noom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hoofdeconoom hoofdeconomen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de hoofdeconoomm

  1. de belangrijkste financiële deskundige van een bedrijf
     "Je kunt zeker zeggen dat dit de grootste economische crisis is sinds de Tweede Wereldoorlog", zegt Peter Hein van Mulligen, hoofdeconoom van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het CBS presenteerde vanochtend de resultaten van de Nederlandse economie in het eerste kwartaal. En die waren niet best, ziet Van Mulligen. "Ik kan het niet leuker maken."[1]
     Carsten Brzeski, hoofdeconoom bij ING Duitsland, denkt dat er redelijk wat geld geschonken gaat worden. "Het is politieke solidariteit, anders loop je het risico dat door groeiende economische verschillen de basis wordt gelegd voor populisme en anti-Europees sentiment."[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Economische klappen door coronavirus: 'We hebben nog lang niet alles gehad'” (Vrijdag 15 mei 2020, 19:09), NOS
  2.   Weblink bron “EU-voorstel: grote bedrijven moeten meebetalen aan herstel coronacrisis” (Woensdag 27 mei 2020, 05:58), NOS