honigzeem
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ho·nig·zeem
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van honig zn en zeem zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | honigzeem | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (het zoetste gedeelte van) honing
- ▸ Vol van vreugde en wijn drupten de woorden hem van de mond, zoet als honigzeem.[2]
Gangbaarheid
- Het woord honigzeem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.