Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hon·ger·lij·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hongerlijder hongerlijders
verkleinwoord hongerlijdertje hongerlijdertjes

Zelfstandig naamwoord

de hongerlijderm

  1. iemand die honger lijdt
  2. (schertsend) iemand die altijd honger heeft
  3. iemand die met een zeer gering inkomen moet toekomen
    • Dat is de kleine man, de kleine burgerman
      Zo'n doodgewone man, met een confectiepakje aan
      Zo'n man die niks verdragen kan, blijft altijd onder Jan
      Zo'n hongerlijder, zenuwlijder van een kleine man
       [1]
Hyperoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen