• hon·ger uit
vervoeging van
uithongeren

honger (…) uit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uithongeren
    • Ik honger uit. 
  2. gebiedende wijs van uithongeren
    • Honger uit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uithongeren
    • Honger je uit?