hondsdagen
- Geluid: hondsdagen (hulp, bestand)
- honds·da·gen
- alleen meervoud, samenstelling van hond zn en dagen zn met het invoegsel -s- In de betekenis van ‘warmste tijd van het jaar’ voor het eerst aangetroffen in 1485 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | hondsdagen |
verkleinwoord | - | - |
de hondsdagen mv
- de periode van 23 juli tot 23 augustus die vaak de heetste en onaangenaamste tijd van de zomer is
- De hitte van de hondsdagen was dit jaar werkelijk een bezoeking.
- Het woord hondsdagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hondsdagen" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ hondsdagen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "hondsdagen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be