Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hon·derd·ja·ri·ge
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

honderdjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van honderdjarig
    • Het honderdjarige contract loopt volgend jaar af. 
Schrijfwijzen
enkelvoud meervoud
naamwoord honderdjarige honderdjarigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de honderdjarigev / m

  1. levend wezen dat 100 jaar oud is of iets dat 100 jaar bestaat
    • De honderdjarige maakt elke dag een wandeling. 
  2. iemand die zijn honderdste verjaardag viert
    • De honderdjarige genoot van alle feestelijkheden. 
Schrijfwijzen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be