• 100-·ja·ri·ge

100-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 100-jarig
    • Het 100-jarige contract loopt volgend jaar af. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 100-jarige 100-jarigen
verkleinwoord

de 100-jarigev / m

  1. persoon die 100 jaar oud is of iets dat 100 jaar bestaat
    • De 100-jarige maakt elke dag een wandeling. 
  2. iemand die zijn honderdste verjaardag viert
    • De 100-jarige genoot van alle feestelijkheden.