honderdeenendertigjarig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hon·derd·een·en·der·tig·ja·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen honderdeenendertigjarig
verbogen honderdeenendertigjarige
partitief honderdeenendertigjarigs

Bijvoeglijk naamwoord

honderdeenendertigjarig

  1. 131 jaren durend
    • Gedurende dit honderdeenendertigjarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 131 jaar
    • Het honderdeenendertigjarig schilpadmannetje eet graag wortels. 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid