honderdachtenveertigjarig

  • hon·derd·acht·en·veer·tig·ja·rig
stellend
onverbogen honderdachtenveertigjarig
verbogen honderdachtenveertigjarige
partitief honderdachtenveertigjarigs

honderdachtenveertigjarig

  1. 148 jaren durend
    • Gedurende dit honderdachtenveertigjarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 148 jaar
    • Het honderdachtenveertigjarig schilpadmannetje eet graag wortels.