1. Een hondentoilet in Brussel.
  • hon·den·toi·let
  • samenstelling van  hond zn  en  toilet zn  met het invoegsel -en- 
  • [1] in de betekenis "plaats waar honden kunnen poepen" aangetroffen vanaf 1956 (zie vindplaats hieronder)
  • [2] in de betekenis "uiterlijke verzorging van een hond" aangetroffen vanaf 1884 (zie vindplaats hieronder)
enkelvoud meervoud
naamwoord hondentoilet hondentoiletten
verkleinwoord hondentoiletje hondentoiletjes

het hondentoileto

  1. plaats die is ingericht zodat honden er kunnen poepen om overlast van hondendrollen op andere plaatsen tegen te gaan
    • Op straat lopen veruit de meeste honden aan de riem, uit mededogen voor stadgenoten en om te voorkomen dat ze door auto's worden aangereden. Maar in de parken draven veel honden er lustig op los. Hun baasjes, daarop aangesproken, erkennen meestal onmiddellijk dat ze formeel in de fout zijn, maar ze leggen daarnaast ook een grote braafheid aan de dag door hun hond zo veel mogelijk te trainen om het hondentoilet niet voorbij te lopen en zodra de poep elders belandt, deze liefdevol te verwijderen, overigens meestal met een zelf gekocht plastic zakje. [1]
    • Hierbij een afbeelding van een hondentoilet dat in Duitsland door de fokkers van honden veel gebruikt wordt. [2]
  2. (verouderd) uiterlijke verzorging en aankleding van een hond
    • De modiste neemt dan den hond de maat voor een rokje, een jakje, een dekkleedje een mutsje en een paletotje. Voor het vervaardigen van dit hondentoilet, worden dikwijls kostbare stoffen gekozen, en het wisselt af, al naar het seizoen meebrengt de honden warm of luchtig te kleeden. [3]