Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hon·den·huid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hondenhuid hondenhuiden
verkleinwoord hondenhuidje hondenhuidjes

Zelfstandig naamwoord

de hondenhuidv / m

  1. de huid van een hond
    • Als een hond echt heel erg stinkt, dan heeft hij waarschijnlijk een huidaandoening zoals eczeem, en dan moet je met hem naar de dierenarts, zegt Tim Nuttall, een hondenhuidexpert van de Royal School of Veterinary Studies in Schotland. [1] 
    • Een tiental zakken vol brieven en petities had commissaris Markos Kyprianou van Volksgezondheid en Consumentenbescherming gisteren meegebracht. Hij presenteerde zijn voorstel van reglement voor de uitbreiding over de hele EU van het verbod op de handel in katten- en hondenhuiden. [2] 
    • Een hondenshampoo heeft volgens hem de voorkeur boven bijvoorbeeld Head and Shoulders. "Hondenshampoos ontvetten de hondenhuid minimaal, maar reinigen wel." [3] 

Gangbaarheid

Verwijzingen