Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hon·den·ge·vecht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hondengevecht hondengevechten
verkleinwoord hondengevechtje hondengevechtjes

Zelfstandig naamwoord

het hondengevechto

  1. een gevecht tussen honden
    • De voorbijgangers zagen tot hun verschrikking een hondengevecht. 
Vertalingen

Gangbaarheid