hondengeleider
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hon·den·ge·lei·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hondengeleider | hondengeleiders |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de hondengeleider m
- (beroep) politieagent die honden africht en leidt voor en tijdens politiewerk
- ▸ Een hondengeleider van de politie liet het dier in zijn vrije tijd uit. De hond gaf op een gegeven moment een harde ruk aan de lijn, waardoor een haakje brak en hij ervandoor ging.[1]
- ▸ Een hondengeleider heeft de twee honden en drie andere honden die losliepen bij het huis in beslag genomen. De brandweer heeft het varken uit de sloot gehaald en hem schoongemaakt. Zijn oor was aangevreten, verder bleken de verwondingen mee te vallen. Hij is voor verzorging ergens anders ondergebracht.[2]
Gangbaarheid
- Het woord hondengeleider staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron NOS Nieuws“Losgebroken politiehond bijt meisje” (Dinsdag 8 maart 2016, 15:35), NOS
- ↑ Weblink bron NOS Nieuws“Honden in beslag na bijten zwijnen” (Dinsdag 6 augustus 2013, 21:03), NOS