hommeles
- hom·me·les
- In de betekenis van ‘ruzie’ voor het eerst aangetroffen in 1653 [1]
- Naamwoord van handeling van hommelen [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hommeles | |
verkleinwoord |
- een ruzieachtige, rumoerige, lawaaierige toestand
- Meer nog dan in Canada hadden Juliana en Bernhard conflicten over hun opvoeding. Al de eerste avond op Soestdijk was het hommeles. Trix kreeg een standje van haar vader omdat ze met haar mond vol praatte en steak en ice cream wilde in plaats van sole à la meunière, Irene omdat ze haar voet op de zitting onder zich legde, Margriet omdat ze met haar lepel op haar bord sloeg." Het ergerde hem mateloos dat ze zonder kloppen zijn kamer binnenstormden en zijn secretaris bij zijn voornaam noemden. [4]
- Ze vertelde ook dat ze gehoord had dat mevrouw Beulinger na haar bezoek helemaal ingestort was en haar bed niet meer uitkwam. ` Maar wat is er dan aan de hand?' vroeg ik. `Geen idee, maar je weet hoe die dingen gaan: als er eenmaal hommeles is dan is er hommeles'[5]
- Het is hommeles
er is ruzie
- hommeles hebben met iemand
ruzie hebben met iemand
- Het woord hommeles staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hommeles" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "hommeles" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ hommeles op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Withuis, JolandeJuliana 2016 ISBN 978-90-234-3523-5 pagina 357
- ↑ Pefko, DavidLevi Andreas 2009 ISBN 978-90-282-4133-6 pagina 143
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be