hokker
- hok·ker
- Naamwoord van handeling van hokken met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hokker | hokkers |
verkleinwoord | - | - |
- voetbankje, krukje
- enkele grote gasbrander die in de (groot)keuken wordt gebruikt voor enorme pannen
- iemand die hokt
- Het woord 'hokker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.