hogar
- Ontwikkeld, via Oudspaans fogar, uit volkslatijn focaris (klass. focus), vergelijk Catalaans fogar, Frans foyer
enkelvoud | meervoud |
---|---|
hogar | hogares |
.
hogar m
- thuis
- haard
- (figuurlijk) thuishaven
- (figuurlijk) huishouden
- (figuurlijk) gezin, groep mensen die in hetzelfde huis woont.
- hogar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española