Nederlands

 
twee hoekzakken op de voorgrond
Uitspraak
Woordafbreking
  • hoek·zak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hoekzak hoekzakken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de hoekzakm

  1. (sport) zak in de hoek van een snookerbiljart waarin de ballen kunnen vallen

Gangbaarheid

45 % van de Nederlanders;
46 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen