hockeystadion
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hoc·key·sta·di·on
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hockey zn en stadion zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hockeystadion | hockeystadions |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het hockeystadion o
- plaats waar voor een groot publiek hockey gespeeld kan worden
- ▸ Daar waar de Nederlandse zwemsters gouden medailles haalden, kan nu iedereen zwemmen. Kijk naar de handbalarena, het velodrome, het hockeystadion. Alles is nu door iedereen te gebruiken. We hebben hier echt veel bereikt."[1]
- ▸ Ze kan bovendien zonder al te veel druk toeleven naar de wedstrijd vanaf de spectaculaire vijftig meter hoge schans in het hockeystadion van de Duitse stad.[2]
Gangbaarheid
- Het woord hockeystadion staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Vier jaar na Londen: hoe is het daar met de olympische erfenis?” (Vrijdag 5 augustus 2016), NOS
- ↑ Weblink bron “Grieperige Maas werkt toe naar Pyeongchang en denkt zelfs al aan Peking” (Zaterdag 2 december 2017), NOS