• hob·by·boer
enkelvoud meervoud
naamwoord hobbyboer hobbyboeren
verkleinwoord hobbyboertje hobbyboertjes

de hobbyboerm

  1. iemand die als hobby wat boert
  2. iemand die boeren niet als werk ziet, maar als vrijetijdsbesteding
90 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be