historikar
- his·to·ri·kar
- Afkomstig van Duits: Historiker zn ← Latijn: historicus zn ← Oudgrieks: ἱστορικός bn ("onderzoek", "kennis")
- Afleiding van Nynorsk: historie zn met het achtervoegsel -ikar
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | historikar | historikaren | historikarar | historikarane |
historikar, m
- (beroep) historicus(mannelijke vorm), historica (vrouwelijke vorm)
- (beroep) geschiedschrijver(mannelijke vorm), geschiedschrijfster (vrouwelijke vorm)
- [1-2]: idehistorikar zn
- [1-2]: idéhistorikar zn
- [1-2]: krigshistorikar zn
- [1-2]: kulturhistorikar zn
- [1-2]: kyrkjehistorikar zn