• his·pa·nist
  • Afgeleid van Hispania met het achtervoegsel -ist.
enkelvoud meervoud
naamwoord hispanist hispanisten
verkleinwoord

de hispanistm

  1. (beroep) wetenschapper die de Spaanse taal, cultuur en literatuur bestudeerd
    • De hispanist beschreef in zijn boek de misstanden tijdens de Spaanse burgeroorlog. 
67 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be