hing samen
- Geluid: hing samen (hulp, bestand)
- IPA: / hɪŋ ˈsamə(n) / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /hɪŋˈsamə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /hɪŋˈsamə(n)/
- hing sa·men
vervoeging van |
---|
samenhangen |
hing samen
- enkelvoud verleden tijd van samenhangen
- Ik hing samen.
- Jij hing samen.
- Hij, zij, het hing samen.
- Ik hing samen.
- Het woord hing samen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.