Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hing sa·men
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
samenhangen

hing samen

  1. enkelvoud verleden tijd van samenhangen
    • Ik hing samen. 
    • Jij hing samen. 
    • Hij, zij, het hing samen. 

Gangbaarheid