• hing
vervoeging van
hangen

hing

  1. enkelvoud verleden tijd van hangen
    • Ik hing. 
    • Jij hing. 
    • Hij, zij, het hing. 
     De natte zweetsokken hing ik met veiligheidsspelden achter op mijn rugzak.[1]
89 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be