• hil·se
  • Afkomstig van het Oudnoordse werkwoord  heilsa ww 
Naar frequentie 1621
vervoeging
onbepaalde wijs hilse
tegenwoordige tijd hilser
verleden tijd hilste
voltooid
deelwoord
hilst
onvoltooid
deelwoord
hilsende
lijdende vorm hilses
gebiedende wijs hils
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

hilse

  1. onovergankelijk begroeten, groeten
    «Flere tusen mennesker møtte fram på torget tor å hilse på kongen og dronningen.»
    Duizenden mensen kwamen op het plein bijeen om de koning en de koningin te begroeten.
  2. onovergankelijk iemand groeten overbrengen
  1. Det Norske Akademis Ordbok (NAOB) hilse (in het Noors; geraadpleegd 2020-05-07)
  2. Bokmålsordbok hilse (in het Noors; geraadpleegd 2020-05-07)