Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hi·ker·fa·mi·lie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hikerfamilie hikerfamilies
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de hikerfamiliev

  1. alle mensen die zijn betrokken bij het maken van lange wandeltochten
     Dit was dus blijkbaar de eigenaresse van Casa de Luna. Ze vertelde me uitgebreid dat ze zo van het hiker season hield, wanneer er talloze mensen (‘…met die heerlijke zweetgeur’) in haar achtertuin verbleven. Ze voelde zich hierdoor helemaal onderdeel van de hikerfamilie.[1]
Verwante begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers