• het·man
  • Leenwoord uit het Pools, in de betekenis van ‘aanvoerder van de kozakken’ voor het eerst aangetroffen in 1833 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord hetman hetmannen
verkleinwoord hetmannetje hetmannetjes

de hetmanm [3]

  1. (militair) (geschiedenis) titel van de op een na hoogste militaire bevelhebber (na de vorst) in Polen en het Grootvorstendom Litouwen van de 15e tot de 18e eeuw, die van 1569 tot 1795 samen het Pools-Litouwse Gemenebest vormden. Ook aanvoerder van de kozakken