• her·stel·tijd
enkelvoud meervoud
naamwoord hersteltijd hersteltijden
verkleinwoord

de hersteltijdm

  1. tijd die nodig is voor herstel na een inspanning of een ziekte
     "We hebben een zware tijd achter de rug met de bestuurscrisis", sprak Van Essen. "Maar voor u is de gifbeker blijkbaar nog niet leeg. U gunt de wethouders geen hersteltijd. En een goedwerkend, nieuw college, geen opstarttijd. U bent hierin te hard."[1]
     "Het is in zijn belang om te stoppen met koersen en verdere onderzoeken te ondergaan", aldus Lidl-Trek in een toelichting. "Mads krijgt de nodige rust en hersteltijd om daarna te kunnen focussen op zijn andere doelen dit seizoen."[2]


  1.   Weblink bron “Politieke crisis op Terschelling nog niet ten einde, beide wethouders stappen op” (donderdag 11 april, 00:40), NOS
  2.   Weblink bron “Topsprinter Pedersen niet meer van start in Tour de France” (zaterdag 6 juli, 12:17), NOS