Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·ope·re·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
heropereren
heropereerde
geheropereerd
zwak -d volledig

Werkwoord

heropereren

  1. (medisch) opnieuw aan een chirurgische ingreep onderwerpen
    • Zij moest geheropereerd worden. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid