• her·op·bou·wen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
heropbouwen
(bouwde weer op)
bijzin heropbouwde
heropgebouwd
zwak -d volledig

heropbouwen

  1. overgankelijk weer tot stand brengen
     Dan konden ze van start gaan met het afbreken en heropbouwen.[2]
91 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be