heropbouwen
- Geluid: heropbouwen (hulp, bestand)
- IPA: / hɛrˈɔbɑuwə(n) / (4 lettergrepen)
- her·op·bou·wen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
heropbouwen |
(bouwde weer op) bijzin heropbouwde |
heropgebouwd |
zwak -d | volledig |
heropbouwen
- overgankelijk weer tot stand brengen
- ▸ Dan konden ze van start gaan met het afbreken en heropbouwen.[2]
- Het woord heropbouwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "heropbouwen" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be