• her·in·tre·den

herintreden

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
herintreden
herintrad
heringetreden
klasse 5 volledig
  1. opnieuw meedoen na weggeweest te zijn
    • De heer Jelmer Holst zal, vanwege zijn tweevoudige misdaad en meerderjarigheid, binnen achtenveertig uur op het dorpsplein worden geleid om daar, zoals de traditie voorschrijft, twintig slagen met de geselkat op de blote huid te ondergaan. Daarna wacht allen polderdetentie, alvorens de delinquenten onder de juiste psychologische begeleiding weer in de maatschappij kunnen herintreden.[1] 
  2. (economie) opnieuw in dienst treden, opnieuw gaan werken
    • De eerste juridische slag is voor de rebellerende radiologen. De rechter oordeelt in september 2016 dat het ziekenhuis ten onrechte een van de radiologen de toegang tot het ziekenhuis heeft ontzegd. De rechtbank in Maastricht oordeelt dat de optredens van de bewuste radioloog weliswaar „niet altijd getuigen van een goed ontwikkeld gevoel voor verhoudingen”, maar een reden voor ontslag op staande voet is het niet. En dus moet de medisch specialist noodgedwongen herintreden, tot teleurstelling van de raad van bestuur van Zuyderland.[2]  

de herintredenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord herintrede
  1. Olde Heuvelt, Thomas
    HEX 2016 ISBN 978-90-245-7334-9 pagina 221
  2. NRC Hugo Logtenberg Jeroen Wester 10 maart 2017