herenhuis
  • he·ren·huis
enkelvoud meervoud
naamwoord herenhuis herenhuizen
verkleinwoord herenhuisje herenhuisjes

het herenhuiso

  1. groot, deftig en luxe huis
    • Tien jaar oud was ze toen de Cubaanse revolutie haar leven veranderde. „Wij, mijn ouders, broer, zussen en ik, konden niet lezen en schrijven. Maar toen Castro dictator Fulgencio Batista verdreven had, startte hij een groot alfabetiseringsproject door het hele land”, vertelt ze vanuit haar enorme woonkamer in een statig 19de-eeuws herenhuis in de wijk Vedado. Sierlijk wit hekwerk voor de ramen en porseleinen antiek servies in een oude glazen kast. „Mijn moeder vertrok als eerste naar Havana en sloot zich aan bij een van eerste burgermilities, Lidia Doce, die zich richtte op het verbeteren van de levens van vrouwen”, vervolgt ze. [2] 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Nina Jurna 30 november 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be