Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·bo·rist
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn met het achtervoegsel -ist
enkelvoud meervoud
naamwoord herborist herboristen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de herboristm

  1. (beroep) een specialist in de kruidengeneeskunde die geneeskrachtige planten en natuurlijke ingrediënten in preparaten verwerkt tot natuurproducten die algemeen worden gebruikt in de natuurgeneeskunde
    • Door nauw samen te werken met herborist Frank Radder weet Lute steeds meer over het onuitputtelijke aanbod aan kruiden tussen het gras. Zo ontdekte hij pasgeleden op een vakantie in Frankrijk nog een muntsoort in de bergen die totaal anders smaakt dan de huis-tuin-en-keukenmunt die in Nederland in de supermarktschappen ligt. [1] 
    • Als ervaren chef is Birger gepassioneerd door pure smaken en rauwe, natuurlijke producten. Samen met zijn vriendin Tina verdeelt hij biologische en wilde kruiden via het label Wolv. Voor hun kruiden en infusies werken ze samen met een herborist uit Arezzo in Italië. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

44 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Het Parool Willeke Keulen20 mei 2017 Op kruidenexcursie langs de Amstel met chef-kok Peter Lute
  2. De standaard 20 DECEMBER 2017 WOLV
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be