• hel·le·pijn
enkelvoud meervoud
naamwoord hellepijn hellepijnen
verkleinwoord

de hellepijnv / m

  1. hele erge pijn, zoals deze in de hel geleden zou worden
     Opvallend is het veelvuldige gebruik van Bijbelcitaten. Het thema van de hel krijgt veel aandacht in het ”Eerste Collatieboek”. Van Herxen schrijft uitvoerig over de hellepijn, de verschillende soorten ervan, afhankelijk van de zonden die de verdoemde heeft begaan.[2]
     Maar zie ook eens die mensen die, omdat God het zo beschikt heeft, wél hun ware ellende kennen! Zie hoe heftig zij tegen zichzelf tekeergaan, hoe zij alles wat zij hier op aarde in dit leven ooit zouden kunnen lijden, gering achten, als hun die hellepijn maar bespaard bleef.[3]
74 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Lekenprediker wilde hervorming hart” (26-11-2009), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron “Sparend” (21-10-2015), Reformatorisch Dagblad
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be