hekpaal
- hek·paal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hekpaal | hekpalen |
verkleinwoord | hekpaaltje | hekpaaltjes |
de hekpaal m
- paal waar een hek aan vast zit
- Inventief, om „ongeschreven gedichten” voor te stellen als leven en dingen elders: „Eén zat vast aan een hekpaal, balkend./ Een ander was weinig meer dan een vetvlek”. Maar door dertig regels zo door te dreutelen, maakte Hawkey zijn eigen vondst onschadelijk. [2]
- Het woord hekpaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hekpaal" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Ron Rijghard 18 juni 2010 Vurig optreden C.K. Williams
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be