heirschare
- Geluid: heirschare (hulp, bestand)
- heir·scha·re
- Duits: Heerscharen
- Nederlands: heir - leger
- Nederlands: schare - mensenmenigte
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heirschare | heirscharen |
verkleinwoord | - | - |
- een legerbende
- Statenvertaling, Psalm 46: 8.De Heere der heirscharen is met ons.
- Het woord 'heirschare' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.