heimaal
- hei·maal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heimaal | heimalen |
verkleinwoord | - | - |
het heimaal o
- (geschiedenis) (juridisch) middeleeuwse vorm van rechtzitting of rechtbank, die over ernstige misdrijven oordeelde
- ▸ In het heimaal werden in eerste instantie klachten over doodslag berecht (volgens de in een, in de Groningse UB aanwezig, ‘drostenhandboek’ uit ca. 1500 opgenomen rechtsgang was dat een procedure met de dode hand - ms. 230 f. 282 en volgende), maar werd ook, uiteraard eveneens in eerste instantie, onroerend goed getransporteerd.[2]
- (geschiedenis) (juridisch) ambtsgebied van een middeleeuwse rechtbank
- Het woord 'heimaal' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron J.A. Kossmann-PuttoRecensies : Middeleeuwen in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden., jrg. 111 nr. 1 (1996), Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap, Den Haag, 227/228