• he·ge·mo·nie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘overwicht van een staat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord hegemonie hegemonieën
verkleinwoord - -

de hegemoniev

  1. (politiek) overwicht van een staat of een partij
76 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[4]