hederik
- he·de·rik
- Uit Middelnederlands hēderic, hāderic, ontleend aan Latijn hederaceus ‘klimopachtig’. Evenals Duits Hederich ‘knopherik’.[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hederik | |
verkleinwoord |
de hederik m
- (plantkunde) Sinapis arvensis een eenjarig akkeronkruid uit de kruisbloemenfamilie (Brassicaceae ) dat heldergele bloemen, gelobde, eironde bladeren en een stijfbehaarde stengel heeft
- verkorting van knopherik
- Het woord 'hederik' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hederik" herkend door:
27 % | van de Nederlanders; |
15 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be