• heb·be·din·ge·tje
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord hebbedingetje hebbedingetjes

het hebbedingetjeo dim. tant.

  1. een voorwerp dat iemand bezit, uitsluitend om het 'hebben' ervan
    • Dat is echt een hebbedingetje voor toeristen. 

het hebbedingetjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord hebbeding