Nederlands

 
havengebouw
Uitspraak
Woordafbreking
  • ha·ven·ge·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord havengebouw havengebouwen
verkleinwoord havengebouwtje havengebouwtjes

Zelfstandig naamwoord

het havengebouwo

  1. gebouw waarin diensten die nodig zijn voor de haven gevestigd zijn
     Achter het treinstation ligt het havengebouw.[1]
     Mariska Blok maakte deze foto vanuit het Havengebouw in Amsterdam, met uitzicht over het IJ en het centraal station[2]
Hyponiemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact  , ISBN 9789045024875
  2.   Weblink bron “Week in beeld: zware overstroming, zeldzame vogel en Zwarte Piet” (13-10-2018), NOS