Nederlands

 
havenfront
Uitspraak
Woordafbreking
  • ha·ven·front
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord havenfront havenfronten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het havenfronto

  1. gebouwen die men ziet als men de haven binnenvaart
     Achter de gebruikelijke façade van het mooi opgeknapte havenfront staan weliswaar de gebruikelijke vervallen gebouwen, maar overal heerst de lome levendigheid en ontspannenheid van Italië.[2]
     De piloot, Greg Gribble, was bij het havenfront van Auckland bezig met het versieren van de traditionele kerstboom van het bedrijf Telecom toen de rotorbladen van zijn helikopter in aanraking leken te komen met een kabel.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact  , ISBN 9789045024875
  3.   Weblink bron “Helikopterpiloot aan de dood ontsnapt” (23-11-2011), Tubantia