• ha·ring·vangst
enkelvoud meervoud
naamwoord haringvangst haringvangsten
verkleinwoord

de haringvangstv

  1. (visserij) de door de haringvissers gevangen haring
     Vlaggetjesdag heeft vandaag een kwart miljoen mensen naar de haven van Scheveningen getrokken. Bij het jaarlijkse feest van de haringvangst was het door het mooie weer drukker dan anders[2]
     Van de totale haringvangst van het bedrijf is ca. 95% bestemd voor de Afrikaanse markt. De haring wordt verkocht per kilo en het maakt voor de prijs geen verschil of het om kleine of grotere haring gaat zoals gesuggereerd wordt in Nieuwsuur. Er is dus geen enkel "bedrijfseconomisch" motief om kleinere haring in te ruilen voor grotere haring (hetgeen de definitie is van "high grading").[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “250.000 mensen op Vlaggetjesdag” (Zaterdag 14 juni 2014, 22:08), NOS
  3.   Weblink bron “Reactie van directeur Diederik Parlevliet” (Donderdag 28 maart 2013, 10:38), NOS