handwortelbeen
  • hand·wor·tel·been
enkelvoud meervoud
naamwoord handwortelbeen handwortelbenen
handwortelbeenderen
verkleinwoord handwortelbeentje handwortelbeentjes

het handwortelbeeno

  1. (anatomie) een van de beentjes in de pols die gelegen zijn tussen de middenhandsbeentjes en de botten van de onderarm
     Van der Poel kampt al langere tijd met klachten aan zijn pols. Bij een mountainbikewedstrijd twee weken geleden in Logrono liep hij een breukje op in een handwortelbeen. Hij fietst daardoor met een schroef in zijn pols. Vorige week wist Van der Poel met die blessure nog naar het podium te fietsen tijdens een wereldbekerwedstrijd in Duitsland.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Van der Poel geeft op na val bij WB Nové Mesto” (Zondag 27 mei 2018, 18:51), NOS