Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hand·werks·man
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord handwerksman handwerkslieden
handwerksmannen
handwerkslui
verkleinwoord handwerksmannetje

Zelfstandig naamwoord

de handwerksmanm

  1. (beroep) een ambachtsman
    • Hedendaagse voorbeelden van ambachtslieden: timmerman, metselaar, smid, bakker, slager. 

Gangbaarheid